De avonturen van Stanislas-De-Verschrikkelijke [4/4]

Waarin het verhaal – dat zo begon, en zo, zo en zo verderging – eindelijk een ontknoping kent!

De trap beklimmen bleek lastiger dan Stanislas had gedacht. Het duurde eindeloos, ook omdat hij na elke tien treden moest wachten tot zijn paard was bijgebeend. De anatomie van boerenpaarden is hoegenaamd niet berekend op de beklimming van wentelende torentrappen. Desondanks zat er niets anders op dan steeds weer op het paard te wachten. Deed hij dat niet, dan hinnikte het beest heel de toren bij elkaar vanwege verlatingsangst. Met de echo die er hing, viel dat niet mee. Bovendien vond Stanislas het zelf ook wel aangenaam dat de knol graag in zijn buurt bleef. Hij was namelijk zelf ook niet zo’n held, zoals u, trouwe lezer, wel weet.

Na verloop van heel veel tijd – hoeveel tijd precies wist Stanislas bij gebrek aan horloge niet – begon hij zich af te vragen of ze eigenlijk nog wel vooruit kwamen.  Misschien kwam hier wel nooit een eind aan en was het verhaal gedoemd om in het zicht van de eindmeet – doch zonder pardon en onverrichterzake – roemloos te eindigen. Hij zou omkomen van ontbering in een slecht verlicht en slecht verlucht trappenhuis, of bezwijken onder zijn loodzware harnas, zich mistrappen, vallen, de trap af donderen, in zijn val de boerenknol meesleuren, de hele tragedie en de daaraan gepaarde pijn volledig bij volle zinnen beleven en helemaal beneden aan de trap zijn nek en ruggengraat breken wanneer het paard bovenop hem zou landen. Zo’n soort einde zou wel heel typisch zijn voor onze held. Terwijl hij dat scenario bedacht echter,  leek er achter de bocht in de trap – waarachter hij niks anders meer had verwacht dan weer en steeds weer diezelfde bocht –een deur op te doemen.

De deur waarvan sprake kwam echter niet heel scherp in beeld. Ze was zelfs eerder troebel te noemen. Stanislas klapte het vizier van zijn helm omhoog, wiste – de vingers van zijn rechterhand riskerend wanneer het vizier terug dicht zou klappen – het zweet uit zijn ogen en geloofde het bijna zelf niet: daar stond warempel echt een deur en ze stond nog op een kier ook.

De knol, die weer wat achterop geraakt was, kwam hijgende de bocht om geklommen. Het beestje had niet verwacht dat Stanislas zomaar zou zijn blijven stilstaan en botste dan ook met een harde klap tegen hem op, net toen onze held zich behoedzaam naar de kier in de deur boog om een discrete blik te werpen op wat zich daarachter bevond. Door de aanval in de rug van de boerenknol, rolden Stanislas en zijn harnas met hun klikken en hun klakken, met veel geklingel en op de voet gevolgd door het paard de ronde kamer bovenaan de torentrap binnen. Een ijzige gil sneed door de lucht.

De gil bleek afkomstig van een prinsesje dat – bij gebrek aan hoekjes om in weg te kruipen in de ronde kamer – tussen twee torenraampjes tegen de muur stond geklemd en het gezelschap verschrikt gadesloeg.  Stanislas bleef even liggen om te bekomen, want hij was minstens even geïntimideerd als het meisje. Na enkele seconden krabbelde hij dan toch maar overeind. Hij schudde eens met zijn armen en benen om alle onderdelen van zijn harnas terug in het gareel te laten vallen en trok net op tijd zijn neus wat in toen het vizier voor de zoveelste keer in de loop van dit avontuur als een guillotine naar beneden viel.  Daarna kostte het hem enige moeite om het vizier weer open te wrikken, want het harnas had ervoor gezorgd dat tijdens de lange tocht naar boven de schroefjes danig waren gaan roesten. Uiteindelijk lukte het toch en kon Stanislas zijn prinses in de ogen kijken, wat hij ook deed.

De prinses keek nieuwsgierig terug. Zo stonden ze elkaar even aan te staren. Beiden kregen op slag een hoofd als een boei. “Hallo,” bracht onze held met moeite uit. “Hi,” fluisterde het meisje. Het boerenpaard hinnikte opgewonden en draafde rondjes door de torenkamer, onderwijl postuurtjes van kleine ladekastjes maaiend met zijn staart, want het was er niet zo groot.

Om een lang verhaal kort te maken: het duurde nog lang voor het ijs tussen prins Stanislas en zijn prinses helemaal gebroken was, maar uiteindelijk kwamen er toch een paar mooie kinderen van die nooit ofte nimmer een harnas moesten dragen en die ook niet op paardrijlessen moesten van hun ouders, en die desondanks toch gelukkig waren en vele avonturen beleefden.  EINDE.

Dit bericht werd geplaatst in idee, verlegen, wel erg lief. Bookmark de permalink .

2 reacties op De avonturen van Stanislas-De-Verschrikkelijke [4/4]

  1. vva zegt:

    Ouders die hun kinderen niet naar paardrijlessen sturen zijn neig!

  2. Jimmy Smeets zegt:

    Kei stoer verhaal. 2 duimen omhoog!

Plaats een reactie